Het Bavelien kent twee glacialen en twee interglacialen (tabel 2). De oudste warme fase is het Bavel Interglaciaal dat volgt op het koude Menapien. De bosvegetatie werd, behalve door de soorten van het gemengde eikenbos, zoals eik, linde, iep en es, vooral gekenmerkt door het voorkomen van de haagbeuk (Carpinus). In de daaropvolgende koudere periode, het Linge-glaciaal, overheersten kruiden de vegetatie. Daarna ontwikkelde zich tijdens het Leerdam Interglaciaal weer een gemengd eikenbos, met wederom de haagbeuk als belangrijk element. De opeenvolging van de verschillende boomsoorten tijdens het Leerdam Interglaciaal vertoont veel overeenkomsten met die bij de jongere interglacialen. Dit is gezien als een van de kenmerken die het Bavelien als overgangsstadium van Vroeg- naar Midden-Pleistoceen typeert, echter successie blijkt ook in veel oudere interglacialen op te treden. Kruiden domineerden de vegetatie van het Dorstglaciaal aan het eind van het Bavelien.
Voor de zoogdieren leek het Bavelien een belangrijk keerpunt in de Kwartaire geschiedenis. Kleine zoogdieren migreerden uit Eurazië en verspreidden zich over West-Europa. Fossiele resten in een kleigroeve bij Dorst lijken erop te wijzen dat de intrede van de steppenmammoet(Mammuthus trogontherii) in de Lage Landen al tijdens het Bavelien plaatsvond. Over de paleogeografie tijdens het Bavelien is nog weinig bekend. In Zuid-Limburg vormde de Maas drie nieuwe terrassen. De Rijnbedding schoof terug naar het westen en de rivier stroomde daardoor weer door de Roerdalslenk en iets westelijk daarvan.
(en) Berg, M.W. van den, 1996. Fluvial sequences of the Maas, a 10 Ma record of neotectonics and climate change at various timescales. Ph.D. Thesis. Wageningen Agricultural University: 181 pp.
(en) Gibbard, P.L., West, R.G., Zagwijn, W.H., Balson, P.S., Burger, A.W., Funnell, B.M., Jeffery, D.H., De Jong, J., Van Kolfschoten, T., Lister, A.M., Meijer, T., Norton, P.E.P., Preece, R.C., Rose, J., Stuart, A.J., Whiteman, C.A., Zalasiewicz, J.A., 1991. Early and Early Middle Pleistocene correlations in the southern North Sea Basin. Quaternary Science Reviews 10: 23-52.
(en) Jong, J. de, 1988. Climatic variability during the past three million years, as indicated by vegetational evolution in northwest Europe and with emphasis on data from The Netherlands. Philosophical Transactions of the Royal Society, B 318: 603-617.
(en) Kolfschoten, T. van, 1990. The Early Biharian Mammal Faunas from Bavel and Dorst-Surae. Quartärpaläontologie, 8: 265-272.
(en) Kolfschoten, T. van & van der Meulen, A.J., 1986. Villanyian and Biharian mammal faunas from the Netherlands. Mem. Soc. Geol. It., 31: 191-200.
(en) Meijer, T., 1990a. Notes on Quaternary freshwater mollusca of the Netherlands, with descriptions of some new species. Mededelingen van de Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie, 26(1989): 145-181.
(nl) Mulder, E. de, Geluk, M.C., Ritsema, I., Westerhoff, W.E., Wong, T.E. (eds), 2003. De ondergrond van Nederland. Geologie van Nederland, 7: 379 pp.
(de) Zagwijn, W.H. and de Jong, J., 1984. Die Interglaziale von Bavel und Leerdam und ihre stratigraphische Stellung im niederlandischen Früh- Pleistozän. Mededelingen Rijks Geologische Dienst 37, 155-169.