Bij mossen wordt de term 'bebladering' op vergelijkbare wijze gebruikt, hoewel het bij mossen om haploïde planten met fylloïden gaat en bedektzadige planten daarentegen diploïde zijn met 'echte' bladeren.
Fyllotaxis of bladstand is de rangschikking van de bladeren op de stengels en takken. De bladeren kunnen op verschillende manieren op de stengel geplaatst zijn:
Verspreide of afwisselende bladstand is de meest voorkomende wijze van inplanting van bladeren. Aan elke knoop van de stengel bevindt zich één blad. Elk volgend blad meer dan 90 graden gedraaid ten opzichte van het vorige. De bladen staan in afwisselende richting naar de top van de stengel.
Tweerijig tegenoverstaand bladstand houdt in, dat steeds 1 blad aan elke knoop van de stengel. Elk volgend blad 180 graden gedraaid ten opzichte van het vorige. Komt voor bij veel eenzaadlobbigen.
Bij kruisgewijs tegenoverstaande bladeren staan deze in paren aan elke knoop van de stengel. Elk volgend paar bladeren 90 graden gedraaid ten opzichte van het vorig paar of niet gedraaid en dus allemaal in hetzelfde vlak.
Bij kransstandige bladen staan deze in kransen: drie of meer bladeren op dezelfde plaats aan elke knoop van de stengel.
Bij een rozet vormen bladeren vormen een bladrozet doordat de stengel, en dus de internodiën sterk verkort zijn en de bladeren schijnbaar op elkaar staan ingeplant.
Als de bladeren, afhankelijk van de hoogte aan de stengel een verschillende vorm hebben, heet dit heterofyllie. Als ongelijk gevormde bladeren in eenzelfde zone of aan dezelfde knoop voorkomen, heet dit anisofyllie.
(Slechts één blad op een bepaalde hoogte aan de stengel)
afwisselend tweerijig, folia disticha
elk blad een halve omgang verder; breuk bladstand ½
verspreid, folia sparsa, f. alterna
waarbij de bladeren in een spiraal op gelijkmatige afstanden van elkaar staan, waarbij het gedeelte van de spiraalwinding tussen opeenvolgende bladeren een breuk vormt, die verband houdt met de reeks van Fibonacci
Prefoliatie is de wijze waarop bij bedektzadigen een individueel blad, en het geheel van de bladeren in onderlinge samenhang, gevouwen of gerold liggen in een embryonaal stadium van de bladknop. Hoewel de begrippen soms niet scherp worden onderscheiden, gaat het bij prefoliatie om ptyxis en vernatie:[1]
Ptyxis is de wijze waarop de individuele bladeren gevouwen of gerold liggen in een embryonaal stadium van een bladknop.
Vernatie is de rangschikking van het geheel van de verschillende bladeren of de wijze waarop de bebladering in een embryonaal stadium van de bladknop bij zaadplanten gevouwen of gerold liggen.
Knopligging of estivatie is de ligging van de kelkbladen en de kroonbladen in een knop van een bloem. Hierbij valt de nadruk op de overlap van de randen van de verschillende segmenten (kelkbladen, kroonbladen). Er worden verschillende wijzen van knopligging onderscheiden. De knopligging is van belang van de beschrijving van de verschillende taxonomische eenheden als soort, geslacht en familie.[2]
↑aansluitend bij de verspreide (bladspiraal) aan de stengel
Literatuur
Kalkman C. (1972) Mossen en vaatplanten: bouw, levenscyclus en verwantschappen van de Cormophyta. A. Oosthoek's uitgeversmaatschappij N.V., Utrecht
Lanjouw, J. (1968) Compendium van de Pteridophyta en Spermatophyta (voortzetting van Pulles compendium). Academische Paperback. A. Oosthoek's Uitgeversmaatschappij N.V., Utrecht