Fries kaatsspelHet Friese kaatsspel[1] is de Nederlandse variant van het kaatsen met de handpalm, dat zich in verschillende West-Europese landen vanuit het 12e-eeuwse jeu de paume in een eigen vorm heeft ontwikkeld. Voor de Nederlandse variant heeft de in 1897 opgerichte KNKB als basis voor uniformering het kaatsspel genomen zoals dat omstreeks 1900 in het noordwestelijk deel van Friesland werd beoefend. Een kaatspartij wordt gespeeld op gras door twee parturen van drie personen. Zowel bij opslag als terugslag is het de kunst de bal binnen het speelveld buiten het bereik van de tegenstander te slaan. Een kaatswedstrijd wordt meestal in toernooivorm gespeeld. Een partuur is pas winnaar als het zo’n drie tot zes partijen heeft gewonnen. VoorgeschiedenisIn de 16e en 17e eeuw werd er in Nederland nog volop gekaatst door adel en gegoede burgerij in overdekte kaatsbanen. Het volk kaatste in de openbare ruimte op straten en pleinen, maar vanwege de overlast werd die vorm van kaatsen verboden en verbannen naar het platteland. Rond 1700 was de animo voor kaatsen sterk teruggelopen en het kaatsen met de handpalm werd alleen nog gespeeld in delen van Zuid-Holland, in West-Friesland en in het noorden en westen van Friesland.[2] In de 18e eeuw werden kaatswedstrijden vaak door herbergiers georganiseerd zo dicht mogelijk bij hun herberg. Ze lokten de beste spelers met aantrekkelijke prijzen zoals een zilveren of gouden bal of zilveren voorwerpen, zoals lepels, messen of een tabaksdoos. Hoe meer toeschouwers erop afkwamen, des te groter de omzet van de herbergier. Het spel verruwde en er waren soms vechtpartijen. Door de slechte economische omstandigheden na 1845 liep de belangstelling voor kaatsen terug, ook in Friesland. Om dat tij te keren en de verruwing tegen te gaan vormden in 1853 enkele notabelen in Franeker een permanente commissie met als doel de bevordering en instandhouding van het kaatsspel. Vanaf 1870 werden in verschillende dorpen en steden kaatsverenigingen opgericht en er ontstond de behoefte aan een overkoepelende bond, zoals dat ook bij andere sporten het geval was. Die kwam er in 1897 en deze Nederlandse Kaatsbond zorgde onder meer voor uniformering van de spelregels. Uniformering spelregelsAls basis voor de uniformering van de spelregels nam de bond het kaatsspel zoals dat in het noordwesten van Friesland werd gespeeld. De bond noemde het dan ook het Friese kaatsspel. Toen men in 1920 probeerde de kaatsverenigingen van Zuid-Holland lid te maken stuitte dat op een afwijzing, omdat die niet wilden overgaan naar het Friese kaatsspel, maar de eigen speelwijze wilden behouden. Hetzelfde gold voor de Noord-Hollandse verenigingen. Bij veldindeling, speelwijze en puntentelling lagen de voornaamste verschillen. Ook binnen Friesland bestond er een variant die afweek van het Friese kaatsspel: het Dokkumer kaatsen, dat in die stad en de Dongeradelen werd gespeeld. Ze gebruikten als hulpmiddel een muur bij de opslag en hanteerden een andere puntentelling.[3] Het partuurEen partuur bestaat uit drie spelers en kan op verschillende manieren worden geformeerd.
Aan een wedstrijd moeten ten minste acht parturen deelnemen. De volgorde op de wedstrijdlijst wordt door loting bepaald. Nummer 1 speelt in de eerste ronde (omloop) tegen nummer 2 enzovoort. Een partuur is afwisselend opslagpartuur en perkpartuur. Het partuur met het laagste nummer op de wedstrijdlijst begint met de opslag. Bij de opslag maakt het niet uit wie van de drie begint als opslager, maar als het perkpartuur een kaats heeft geslagen (een voorlopig onbesliste slag) dan moet de opslag door een ander worden overgenomen. Van het perkpartuur nemen twee spelers plaats in het perk, de derde staat er buiten. Na elke slag mogen de spelers van het perkpartuur van plaats wisselen. Speelwijze en verkorte spelregelsOp een grasveld wordt met kunststof lijnen van ongeveer 4 centimeter breed een speelveld uitgezet van 61 meter lang en 32 meter breed.[4] Daarbinnen ligt het vak voor het opslagpartuur tussen de bovenlijn en de perkvoorlijn. In de beginopstelling staat de opslager van het opslagpartuur enkele meters voor de opslaglijn recht tegenover het perk, de tweede speler staat bij de bovenlijn en de derde in de buurt van de middenlijn. Van het perkpartuur staan twee spelers in het perk (een voorinse en een achterinse), de derde staat strategisch opgesteld in het opslagvak. Er zijn dan vier mogelijkheden.
Als een bal - zonder stuit binnen het speelveld - buiten de kwaadlijnen wordt geslagen is de bal ‘kwaad’ en krijgt het andere partuur de twee punten. De leiding van een kaatswedstrijd is in handen van een kaatsscheidsrechter. Hij ziet erop toe dat er volgens de (gedetailleerde) spelregels wordt gespeeld. Hij wordt daarbij ondersteund door een aantal keurmeesters, die o.a. beslissen over de plaats waar de op-, uit- of teruggeslagen bal is terecht gekomen. Zij bepalen ook de plaats waar de kaats moet worden aangemerkt met een blokje en beslissen over het al of niet gepasseerd zijn van de kaats. Ze hebben meestal een vaste plaats bij de bovenlijn, de opslaglijn, de zijkwaadlijnen, de perkvoorlijn en de perkzijlijnen.[8] Opeenvolgende spelmomenten
PuntentellingVier winnende slagen (2-4-6-8) leveren een partuur een eerst (of half spel) op. Twee eersten heet een spel. De partij is gewonnen door het partuur dat als eerste drie spellen heeft verzameld. De puntentelling wordt tijdens de wedstrijd bijgehouden door een telegrafist op de zogenoemde telegraaf, zodat iedereen de stand van de wedstrijd kan volgen.[9] De bordjes voor het partuur dat de opslag begint zijn rood gemarkeerd, die van het perkpartuur wit. Als de parturen van vak wisselen wordt de telegraaf gedraaid. Op de onderste horizontale arm worden per partuur met drie dubbele ballen de eerste zes punten binnen een eerst bijgehouden. Als een partuur de acht volmaakt, hangt de telegrafist voor dat partuur aan de middelste arm een bordje met eerst (of half spel) en haalt voor beide parturen de dubbele ballen weg. Als een partuur een spel bereikt haalt de telegrafist het bordje van de middelste arm en hangt aan de bovenste arm het bordje spel. Als er een onbesliste slag is hangt de telegrafist een bordje met kaats aan de verticale paal. Als beide partijen gelijk opgaan en vijf eersten hebben verzameld hangen aan beide kanten van de telegraaf drie bordjes. Als dan in de strijd om het laatste eerst de stand 6-6 wordt, is het toppunt van spanning bereikt: alles aan de hang. Het partuur dat dan de laatste slag binnenhaalt is de winnaar. Belangrijke wedstrijdenPC Heren die in hun carrière bovenstaande vier wedstrijden een keer hebben gewonnen krijgen het Klavertje Vier.[11] Frouljus PC Dames die in hun carrière bovenstaande vier wedstrijden een keer hebben gewonnen krijgen de Vier Wimpels.[12] Kaatsspreekwoorden en gezegdenWie kaatst moet de bal verwachten: wie aanvalt moet rekenen op tegenstand. Zie ookExterne links
Zie de categorie Frisian handball van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
|