Historische zetelverdeling Eerste KamerOnderstaand volgt een overzicht van de zetelverdeling van de Eerste Kamer sinds de grondwetsherziening in 1848. 1815-1830De Eerste Kamer werd ingesteld in 1815. Van 1815 tot 1848 werden de leden van de Eerste Kamer benoemd door de Koning. Het minimum aantal leden bedroeg in deze periode 40 en het maximum aantal 60. 1830-1848Na de afscheiding van de Zuidelijke provincies bedroeg het minimum aantal leden 20 en het maximum aantal 30. 1848-1888Van 1848 tot 1850 gold nog een overgangsregeling.[1] De wijze van verkiezing van de Eerste Kamer werd nader geregeld bij de invoering van de Kieswet in 1850. Provinciale Staten kozen van 1850 tot 1923 de leden van de Eerste Kamer in elf kiesgroepen naar provincie.[2] Om gekozen te worden was in de vergadering van Provinciale Staten een absolute meerderheid vereist. De zittingstermijn van een lid was negen jaar; om de drie jaar werd een derde gedeelte van de Eerste Kamer vernieuwd. Het aantal leden van de Eerste Kamer bedroeg in deze periode 39.
Algemene verkiezingen wegens tussentijdse ontbinding van de Eerste Kamer (waarbij voor alle zetels verkiezingen gehouden werden) vonden in deze periode plaats in 1850, 1884 en 1887. 1888-1923In 1888 werd het aantal leden van de Eerste Kamer verhoogd van 39 naar 50.
Algemene verkiezingen wegens tussentijdse ontbinding van de Eerste Kamer (waarbij voor alle zetels verkiezingen gehouden werden) vonden in deze periode plaats in 1888, 1904[10], 1917 en 1922. 1923-1956In 1923 werd het kiessysteem gewijzigd: het stelsel van evenredige vertegenwoordiging werd ingevoerd. De verkiezing door Provinciale Staten bleef gehandhaafd. Van 1923 tot 1983 was de zittingstermijn van een lid van de Eerste Kamer zes jaar; om de drie jaar werd de helft van de Eerste Kamer vernieuwd in vier kiesgroepen naar provincie.[2]
Algemene verkiezingen wegens tussentijdse ontbinding van de Eerste Kamer (waarbij voor alle zetels verkiezingen gehouden werden) vonden in deze periode plaats in 1923, 1937, 1946, 1948, 1952 en 1956 (I). 1956-1983In 1956 werd het aantal leden van de Eerste Kamer verhoogd van 50 naar 75.
Algemene verkiezingen wegens tussentijdse ontbinding van de Eerste Kamer (waarbij voor alle zetels verkiezingen gehouden werden) vonden in deze periode plaats in 1956 (II), 1963, 1971 en 1981. 1983-hedenSinds 1983 wordt de Eerste Kamer om de vier jaar in zijn geheel vernieuwd, vanaf 1987 na ontbinding volgend op verkiezingen voor de Provinciale Staten. De kiesgroepen naar provincie werden afgeschaft. Vanaf 2019 wordt de Eerste Kamer mede gekozen door de kiescolleges voor de Eerste Kamer.
Algemene verkiezingen wegens tussentijdse ontbinding van de Eerste Kamer vonden in deze periode plaats in 1983 en 1986. Grafisch overzichtDe samenstelling van de Eerste Kamer der Staten-Generaal vanaf 1946 tot 2015 in een grafische weergave. Zie ookBronnen
Noten
|