JazzmuziektheorieDe jazzmuziektheorie of theorie voor de lichte muziek maakt gebruik van alle begrippen uit de klassieke (algemene) muziektheorie. Veel klassieke begrippen hebben echter een andere lading in de jazzmuziek. Daarnaast kent de jazzmuziektheorie ook haar eigen begrippen, symbolen en theorieën. Bijvoorbeeld over toonreeksen, improvisatie en voicings van akkoorden. Begrippen uit de jazzmuziektheorieHieronder staan enkele voorbeelden van bij jazzmuziektheorie behorende begrippen:
Harmonie
Zie jazzharmonie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De jazzmuziektheorie gebruikt, net als de klassieke harmonieleer, de zeven harmonische trappen (aangegeven met Romeinse cijfers I t/m VII). Deze trappen geven de functie of harmonische verhouding weer van de akkoorden. De hoofdfuncties zijn tonica (I), sub-dominant (IV) en dominant (V). De trappen II, III, VI en VII functioneren als een soort vervanger voor een van de hoofdfuncties (zie tabel). De tonica drieklank wordt het tooncentrum genoemd. De majeurladder die op de tonica gespeeld wordt is de basis van ons tonaliteitsbesef. De Ve trap staat in de verhouding van een kwint tot de tonica (kwintverwantschap). De dominant heeft een leidende of stuwende functie richting de tonica. De opvolging V-I heeft een sluitend effect. De IVe trap heeft een tonica-vliedend effect. Deze wordt dan ook vaak opgevolgd door een Ve trap. De opeenvolging II-V-I die in de jazz veelvuldig voorkomt is verwant aan de klassieke opvolging van sub-dominant - dominant - tonica (IV-V-I) maar dan met de IIe trap (sub-dominant vervanger) in plaats van de IVe trap. Deze opeenvolging komt zo vaak voor in de jazz dat het de meeste jazzmusici loont de nodige licks over deze akkoordprogressie in te studeren. Toonladders en -reeksenIn de jazzmuziek spelen toonladders, kerktoonladders en -reeksen (ook wel aangeduid met scales) een essentiële rol. Wanneer men improviseert over een akkoordenschema wordt er veelvuldig gebruikgemaakt van de verschillende toonladders die over de akkoorden kunnen worden gespeeld.
Ritme, metrum en timingMetrum en ritmeIn de jazz wordt het meest gebruikgemaakt van de 4/4 maat die dan met een swing feel wordt gespeeld. In moderne jazzstijlen is het gebruik van onregelmatige maatsoorten populairder dan in traditionele stijlen. Bij de gebruikelijke 4/4 maat in jazzmuziek vallen de accenten op de 1e (hoofd-accent) en op de 3e tel (neven-accent), deze tellen zijn het duidelijkst voelbaar (zelfs wanneer ze niet gespeeld worden). De 2e en 4e tel noemt men de off-beat deze worden door de drummer op de high-hat gespeeld of geklapt of met de vingers geknipt. Het meetikken van een swing-ritme op de 1 en 3 is verleidelijk omdat op deze tellen het accent ligt maar dit is in de jazz eigenlijk not done. TimingTiming heeft betrekking op de wijze waarop er met het metrum omgegaan wordt. Soorten timing:
Timing als individuele eigenschap Bronnen, noten en/of referenties
|