Opstand van 12 herenDe opstand van de twaalf heren (Vietnamees: Loạn 12 sứ quân) was een periode van onlusten in de geschiedenis van Vietnam, tussen de Ngo- en de Đinh-dynastie. ContextIn 944 stierf Ngô Quyền, zijn oudste zoon Ngo Xuong Ngap (Ngô Xương Ngập) vertrouwde hij toe aan Duong Tam Kha (Dương Tam Kha), de jongere broer van de keizerin, zijn vrouw. Duong Tam Kha nam de troon voor zichzelf en hij kroonde zich tot koning Duong Binh Vuong. Ngo Xuong Ngap vluchtte naar het huis van de notabele Pham Lenh Cong (Phạm Lệnh Công) in de provincie Nam Sach (Nam Sách, nu Hai Duong). Pham Lenh Cong beschermde Ngo Xuong Ngap en tot drie keer toe moest hij deze verstoppen in de bergbossen van Hun Son (Hun Sơn). Duong Tam Kha stuurde drie keer zijn leger op Ngo Xuong Ngap te arresteren, maar dit slaagde niet. Hij legde dan de hand op Ngo Xuong Van (Ngô Xương Văn), tweede zoon van Ngo Quyen, die hij adopteerde. Vanaf het ogenblik dat Duong Tam Kha zich de troon toe-eigende, waren er op verscheidene plaatsen problemen, lokale leiders die hun eigen territoria begonnen te stichten, waarbij ze vaak tegenover elkaar kwamen te staan in gevechten. In 950 stuurde Duong Tam Kha zijn pleegzoon Ngo Xuong Van om op te trekken tegen Thai Binh. Ngo Xuong Van leidde het leger de andere kant uit en hij wierp Duong Tam Kha omver. Hij doodde Tam Kha niet, maar hij stelde hem aan in een positie onder hem. In datzelfde jaar kroonde Ngo Xuong Van zich tot koning Nam Tan Vuong, en hij installeerde het hof in Co Loa (Cổ Loa). Zijn broer Ngo Xuong Ngap werd teruggeroepen. Op vraag van de keizerin-moeder werd ook deze gekroond tot koning, onder de naam Thien Sach Vuong. In de geschiedschrijving heet deze periode met twee koningen Hậu Ngô Vương ("Laatste Ngo-koningen"). In 954 stierf Ngo Xuong Ngap. Hierdoor bleef enkel Ngo Xuong Van-Nam Tan Vuong over om te regeren. In 965 trok Ngo Xuong Van op tegen de regio's Duong en Nguyen (thôn Đường en Nguyễn, te Thai Binh, gedurende dewelke hij in een hinderlaag liep en werd gedood door een kruisboog. Zijn zoon Ngo Xuong Xi volgde hem op, maar zijn macht werd hoe langer hoe minder en hij moest vluchten naar de versterking van Binh Kieu (Bình Kiều). De twaalf herenVanaf 966 rezen twaalf warlords op die het land bezetten:
Van al deze heren behoorden Ngo Xuong Xi en Ngo Nhat Khanh tot de Ngo-familie; Pham Bach Ho, Do Canh Thac en Kieu Cong Han waren generaals van de Ngo's, de anderen waren lokale heren en leiders. Dinh Bo Linh en Tran Minh CongIn die tijd verzamelde Dinh Bo Linh (Đinh Bộ Lĩnh) het volk van Hoa Lu (Hoa Lư, in de provincie Dai Hoang). Na een ruzie met zijn overste trokken hij en zijn zoon Dinh Lien (Đinh Liễn) aan het hoofd van hun leger naar de heer Tran Minh Cong te Bo Hai Khau (Bố Hải Khẩu). Nadat Tran Minh Cong stierf, kwam het bevel bij Dinh Bo Linh terecht (volgens sommige bronnen op rechtmatige wijze, volgens andere minder) en deze trok met het leger naar Hoa Lu, waar hij vele soldaten rekruteerde. Uiteindelijk versloeg hij de Ngo-dynastie en de andere heren. In slechts enkele jaren tijd versloeg Dinh Bo Linh een voor een de elf andere heren. Sommige echter versloeg hij niet:
De oorlog eindigde in 968. Dinh Bo Linh besteeg de troon als keizer Dinh Tien Hoang, eerste keizer van de Đinh-dynastie Zie ookReferenties
|