Witte bloedcelWitte bloedcellen of leukocyten, (Oudgrieks: λευκός, leukos = wit[1]) zijn bloedcellen met een celkern. Ze maken slechts een heel klein deel uit van de cellen in het bloed; op iedere witte bloedcel zijn er vele honderden rode bloedcellen, bloedcellen zonder celkern. Witte bloedcellen zijn, mede door hun celkern, een stuk groter dan rode bloedcellen. Ze vormen een belangrijk onderdeel van het immuunsysteem dat het lichaam tegen ziektes beschermt. Witte bloedcellen spelen ook een rol bij sommige allergische reacties, zoals een type I-allergie. Ze hebben gemiddeld een langere levensduur dan rode bloedcellen. SoortenWitte bloedcellen zijn onder te verdelen in twee hoofdgroepen: een groep mét, en een groep zonder granulen in het cytoplasma van de cel:
De verschillende soorten witte bloedcellen hebben elk een specifieke functie, zoals celvraat (fagocytose), het lozen van pakketjes met actieve stoffen (degranulatie) of het presenteren van antigenen aan andere cellen, die op hun beurt cellen aanzetten tot het produceren van antilichamen.
DeficiëntieEen tekort aan witte bloedcellen kan mild, matig of ernstig zijn. Het kan acuut (binnen enkele uren tot dagen) of chronisch (binnen maanden tot jaren) ontstaan. Een tekort wordt vaak geassocieerd met infecties, maar kan ook voorkomen bij het tekortschieten van het afweersysteem. Een stijging daarentegen van de concentratie witte bloedcellen in het bloed komt heel vaak voor. De meeste mensen maken dit een aantal keer per jaar door. Witte bloedcellen spelen een belangrijke rol in het afweersysteem. Als het lichaam zich moet verdedigen tegen virussen, bacteriën of parasieten, worden er witte bloedcellen bijgemaakt. Een toename van het totaal aantal witte bloedcellen heet leukocytose. Zie ookExterne linkBronnen, noten en/of referenties
|