Zijn vader was de dichter Jan Campert, auteur van onder andere het gedicht Het lied der achttien dooden. Zijn moeder was actrice Joekie Broedelet, bekend van onder andere de gastrollen die ze op latere leeftijd speelde bij Van Kooten en De Bie. Zij gingen uit elkaar toen Campert drie jaar was, waarna hij afwisselend bij een van hen en bij zijn grootouders woonde, tot hij in 1942 werd ondergebracht bij een pleeggezin. Toen de wijk waarin ze woonden door de Duitsers werd afgebroken, vertrok het gezin naar Epe, waar Campert de mulo bezocht. Het was ook in Epe dat hij in 1943 hoorde dat zijn vader op 40-jarige leeftijd in het concentratiekampNeuengamme was overleden. Na de oorlog ging hij met zijn moeder in Amsterdam wonen en volgde daar het gymnasium aan het Amsterdams Lyceum. Na te zijn blijven zitten en enorm veel spijbelen werd Remco van school gestuurd.
Nadat Campert het lyceum verlaten had, voorzag hij een paar jaar in zijn levensonderhoud met het schrijven van reclameteksten en vertalingen. In 1950 probeerde hij in Parijs op straat zijn bundeltje Ten lessons with Timothy te slijten, gebaseerd op het gelijknamige album van Dizzy Gillespie (oplage 25 stuks).
Voorjaar 1950 richtte hij met Rudy Kousbroek het tijdschrift Braak op. In juli van hetzelfde jaar werd de redactie uitgebreid met Lucebert en Bert Schierbeek. Net als het door Simon Vinkenoog opgerichte blad Blurb fungeerde Braak als platform voor experimentele dichters. Na het verschijnen van de bloemlezing Atonaal in 1951, onder redactie van Vinkenoog, werden de deelnemende dichters, onder wie ook Gerrit Kouwenaar, Jan Elburg en Hugo Claus, aangeduid als de Vijftigers. Hoewel ze zichzelf niet als groep zagen en geen manifest publiceerden of gemeenschappelijke visie op literatuur hadden, waren zij allen in verzet tegen de literaire traditie en deelden zij het besef dat een nieuwe poëzie aan het ontstaan was. Campert was de minst experimentele dichter en gold als "de meest verstaanbare Vijftiger".
Begonnen als dichter, ging hij in de jaren vijftig uit geldgebrek cursiefjes schrijven voor tijdschriften als Podium, Vrij Nederland, Tirade en de krant Het Parool. In de jaren zestig werden zijn verhalen steeds langer en publiceerde hij ook romans. Zijn werk bevat veel autobiografische elementen en is vaak cynisch of ironisch. In de jaren zeventig voelde hij een fysieke afkeer van het schrijven en publiceerde hij vrijwel niets nieuws. Wel ontving hij in 1976 de P.C. Hooft-prijs voor zijn poëzie. In het juryrapport staat hierover: "Het hele poëtische oeuvre van Remco Campert overziend, is de jury onder de indruk gekomen van de persoonlijke kroniek van de jaren 1950-1970 die erin is neergeschreven. De hachelijke en belachelijke feiten van deze levensperiode zijn door de dichter onvergetelijk geboekstaafd". Er kwam pas in 1979 een einde aan zijn schrijversblok met de dichtbundel Theater en de verhalen in Na de troonrede.
Zijn werk Het gangstermeisje werd in 1966 verfilmd door Frans Weisz. In 2018 regisseerde Weisz ook de verfilming van de roman Het leven is vurrukkulluk. Campert speelt zelf een kleine rol in deze film. In 1976 verscheen de film Alle dagen feest, een vierluik geregisseerd door Ate de Jong, Otto Jongerius, Paul de Lussanet en Orlow Seunke, gebaseerd op de verhalen Alle dagen feest, Een ellendige nietsnut, Hoe ik mijn verjaardag vierde en Op reis.
Van 1989 tot 1995 las Campert met Jan Mulder en Bart Chabot in theaters voor uit eigen werk. Bart Chabot deed mee tot en met 1991. Van 1996 tot 2006 schreef Campert samen met Mulder een gezamenlijke column op de voorpagina van de Volkskrant, CaMu getiteld, waaraan zij om beurten een bijdrage leverden. In juni 2014 begon Campert op de achterpagina van dezelfde krant een column over Somberman. Sinds 2016 schreef hij een column in Elsevier, getiteld 'Dagelijksheden'. De eerste serie columns zijn met eerder werk van Campert in Elsevier uit de jaren vijftig en zestig samen met het werk dat zijn vader Jan Campert schreef voor Elsevier gebundeld in het boek Campert & Campert (De Bezige Bij, maart 2017).
Ter gelegenheid van zijn lange verbintenis met uitgeverij De Bezige Bij werd in juni 2017 door Campert zelf een deel van zijn gedicht Iemand stelt een vraag onthuld, dat op de gevel van het hoofdkantoor van de uitgever was aangebracht, Campert op de gevel.
Op 6 maart 2018 liet zijn uitgever weten dat de toen 88-jarige Campert besloten had te stoppen met schrijven. Er zou geen medische reden zijn.[2] Af en toe verschenen er in de Volkskrant nog wel 'notities' van zijn hand.[3]
Literair credo: poëzie als daad van bevestiging
Veel geciteerd is Camperts credo "Poëzie is een daad van bevestiging" uit 1955. Deze uitspraak is ontleend aan het essayThe dyer's hand; poetry and the poetic process van de Britse dichter W.H. Auden. In de vertaling van A.L. Sötemann luidt de uitspraak: "In wezen is poëzie een bevestiging van het zijn en de belangrijkste negatieve reden om te schrijven is de angst voor het niet-zijn".[4]
Nabij de hoek Sophialaan/Van Swietenstraat te Leeuwarden ligt een hardstenen tableau van 100 bij 120 cm met het gedicht 'Ik wil wel' van Campert. Het is onderdeel van de Leeuwarder poëzieroute. Het gedicht kent drie strofen.[5] In de laatste geeft Campert aan hoe hij zich voelt.
geen delver
maar werper
van stenen, laatste
en eerste. Scherend
over aarde, daar
nesten mij bouwend
als zwaluw
Privé
In 1952 trouwde hij met Freddy Rutgers. Ze woonden enige tijd in Parijs. Terug in Nederland ging Rutgers in 1954 samenwonen met Gerrit Kouwenaar. Campert trouwde op 20 december 1957 in Blaricum met Fritzi Harmsen van Beek. Hun woning in Blaricum werd een ontmoetingsplek voor schrijvers en dichters.
Eind 1958 ging het tweetal uit elkaar en Campert keerde terug naar Amsterdam. Nadat hij in 1960 met Lucia van de Berg zijn eerste kind, een dochter, kreeg, trouwde hij in 1961 met haar. In 1963 kreeg hij zijn tweede kind, dochter Cleo Campert. In 1964 verhuisden ze naar Antwerpen, vanwaar hij in 1966 alleen terugkeerde. Daar leerde hij galeriehoudster Deborah Wolf kennen, met wie hij tot 1980 samenleefde. Toen scheidden zich hun wegen, maar later kwamen zij weer samen en trouwden in 1996.[6] Hij bleef met haar getrouwd tot het eind van zijn leven.
Campert overleed in de nacht van 3 op 4 juli 2022 op 92-jarige leeftijd in Amsterdam.[7]
Bibliografie
Proza
1953 - De oude dame
1953 - Eendjes voeren (verhalen)
1955 - Met man en muis
1955 - Alle dagen feest (verhalen)
1956 - Van de wijs (verhalen)
1956 - Lodewijk Sebastiaan (verhalen voor kinderen)
↑A.L. Sötemann, 'Twee modernistische tradities in de Europese poëzie.' W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn (red.), A.L. Sötemann, Over poetica en poëzie. Een bundel beschouwingen, Wolters-Nordhoff, Groningen, 1985, p. 85