Theorie van verwerkingsniveausIn de theorie van verwerkingniveaus[1] wil het verwerkingsniveau-effect (Engels: levels-of-processing effect) zeggen dat de opslag van informatie in het geheugen, en ook de mate van herinnering een functie is van de diepte van verwerking van het stimulusmateriaal. Het effect is in 1970 door Fergus I. M. Craik and Robert S. Lockhart beschreven[2]. AlgemeenDiepte van verwerking wordt volgens Craik en Lockhart bepaald door de verbindingen die worden gevormd met bestaande geheugenrepresentaties. Door de meer uitvoerige codering worden deze representaties verrijkt, en wordt er een verband gelegd met reeds bestaande betekenisassociaties. De theorie wijkt af van het geheugenmodel van Atkinson en Shiffrin dat stelt dat informatie vanuit het kortetermijngeheugen naar het langetermijngeheugen wordt overgebracht als functie van tijd. Als informatie maar vaak genoeg wordt herhaald, wordt het naar het langetermijngeheugen overgebracht. In de theorie van Craik en Lockhart bestaat alleen het langetermijngeheugen, waarbij de diepte van codering de sterkte van de opslag van kennis en herinneringen bepaalt. MethodeIn de experimenten van Craik en Lockhart werd verbaal stimulusmateriaal (bijvoorbeeld woorden) in drie condities aangeboden.
Proefpersonen blijken woorden in de diepe verwerkingsconditie beter te herinneren dan in de ondiepe en middencondities. KritiekEr is ook kritiek geuit op de theorie.
van diepe codering kunnen verklaren.
Literatuurverwijzingen
Information related to Theorie van verwerkingsniveaus |